1.

Het gebeurt. En als het voorvalt, laten we ons drijven op zeeën van passie. Dan geurt het hele huis naar onze vruchten. Dan wordt het nacht en gonst de tuin van geruchten en laten we onze bezwete lichamen opdrogen terwijl we op het balkon staan. Wij leven bij de gratie van de volle maan. Elke maand keer ik terug naar deze eerste vrouw. Elke maand, voor een nacht.

Zij is ouder dan ik: zeven jaar levenswijsheid meer, zeven jaar ongeluk. Dat vertelt ze me, als we vertrouwelijk bij elkaar liggen na een orgasme. Dan zijn we geen minnaars meer, maar broer en zuster. Twee keer tien seconden passie in het leven van onze ouders. Langzaam, heel langzaam, voorzichtig haast kringelt dan de blauwe rook van onze sigaretten naar het plafond en fluisteren we woorden van tederheid in vertrouwde oren. Ik hou van deze nacht, dit ongedwongen samenzijn, ik zal pas slapen als de zon de horizon diepblauw kleurt en haar arm en adem loodzwaar over mijn borst liggen. Geen seconde wil ik missen van dit vuurwerk van indrukken. Gulzig als altijd wil ik de nacht ervaren, genieten: ruiken, proeven, voelen, horen en zien welke chemische reacties onze lichamen ondergaan. Hoe wij uit speeksel en slijmen, zweet, bloed en tranen steeds weer herboren worden. En telkens weer de kleine dood sterven. Als ze slaapt, hoor ik alleen haar adem en haar hartslag. Hoe zal ik haar schrijven? Hoe wordt ze een concreet gezicht en een lichaam? Hoe zal ik haar noemen? Zal ze Eva heten of blijft ze anoniem, afstandelijk, iemand die me overkwam? Ze is niet ver van mij vandaan, ze ligt hier en ze draagt een stuk van mij in zich. Eva zal ik haar noemen, eerste vrouw, vlees van mijn vlees en bloed van mijn bloed. Ik deel in haar maandelijkse driftbuien, haar maandelijks bloedvergieten, ik deel in haar maandelijks genot.

Wat is het heerlijk te dromen, niet jaloers te hoeven zijn, geen maskers te hoeven dragen. Wat is het heerlijk niet steeds te hoeven letten op de verhalen die je vertelt, de leugens die je rondstrooit, de halve waarheden. We zijn allemaal gespleten persoonlijkheden, leugenaars, huichelaars. Niemand van ons kan leven met zijn verleden. Hetgeen gebeurd is, ontsnapt ons voorgoed. Ik ben wie ik nu ben. Niet wie ik was. De vraag is eerder: "Kan iemand leven met zijn toekomst?" Waarom zouden wij niet veranderen? Is er een reden om te blijven waar ik was? Is het niet ons lot te zwerven en steeds weer nieuwe grenzen te ontdekken? Grenzen zijn er om verlegd te worden. Lichamen zijn er om te delen en te vermenigvuldigen.

En als ik ongelijk heb, spreek me dan tegen. Spreek als je aan mij twijfelt. Laat je stem de mijne overtreffen. En als je dat nu niet doet, wees dan stil en hoor wat ik vertellen moet. Je zwijgt voorgoed. Lang heb ik getwijfeld, maar nu wordt het alweer ochtend na deze sensuele nacht. Het is bijna volbracht. Ik heb mijn leven lang gezocht en hier, in dit water, zal ik de rust vinden. Hier is de cirkel niet langer vierkant. Hier in dit dal, tussen eeuwige bergen en sneeuw, kan ik slapen. Voorgoed de dood tegemoet.

| terug | volgende |

© Joeri Cornille. Alle rechten voorbehouden. SABAM AC/2/23061